Ik zou willen stampen en dansen op het ritme van verdriet. Op het ritme van tranen, zoals Afrikaanse vrouwen; zij mogen dansend rouwen.
Ik zou willen lopen in ‘t zwart, door de straten, mijn haren kort. Biddend bij de Klaagmuur, zoals Joodse vrouwen; zij mogen zichtbaar rouwen.
Ik zou willen weeklagen in een treurzang, mijn verdriet uitschreeuwen. Met opgeheven handen huilen, zoals oosterse vrouwen; zij mogen schreeuwend rouwen.
Maar vaak lig ik in stilte te huilen, mijn tranen om het gemis om wie niet meer is. Zo doen westerse vrouwen; zij moeten onzichtbaar rouwen.
Dit gedicht heb ik geschreven naar aanleiding van het overlijden van mijn zus in 2004 en het is eerder gepubliceerd in het boek: Het Wonder Van Spakenburg.